
Bron: Photo by hotblack at Morguefile.com
Ik haat bedrijfsuitstapjes. Moge dat duidelijk zijn. Nu zou je denken dat je als freelancende zzp-er wel enigszins tegen dergelijke onzinnige, verplichte, sociale bezigheden beschermd bent. Fout gedacht. Want als je, zoals ik, veel werk voor één bedrijf doet en nog een beetje werk voor wat anderen, wil dat ene bedrijf dat jíj er ook bij bent. En omdat je je als sociale kluizenaar niet wilt laten kennen, doe je maar gelaten mee.
Echter, dit bedrijf heeft Duitse oorsprongen. Én veel Duits(talig)e medewerkers. En wat is er nu mooier voor Duitsers – en andere buitenlanders – dan bootje varen in Nederland? Juist. Niets.
Op naar Giethoorn, het Venetië van het noorden, alwaar wij de eer hadden om op een wankele sloep te klimmen.
Wat een ellende. Ik wil geen spelbreker zijn, maar er zijn dingen die ik liever doe dan melanomen kweken in een file van overvolle elektrobootjes. En kennelijk kon je dat gegeven van mijn gezicht aflezen.
“Denis, mein Junge, kijk eens alsof je het tenminste ein kleines bisschen leuk vindt, ja?”
Deze woorden komen uit de mond van Klaus van de Finanzabteilung, op de iets kleinere boot voor ons. De man die als een kapitein achterin aan het – geheel fictieve – roer zit en weigert om zijn knalgroene Dopperflesje – waarschijnlijk gevuld met wodka – ook maar één moment los te laten.
Links tegenover hem zit Hannah van de receptie te mokken. Zij heeft er ook geen zin in, dat zie je zo. Snap ik wel; de zwarte pest op haar rechterdij begint al aardig te groeien onder deze omstandigheden. Moet je niet willen. Ik zucht maar eens. Ik heb een hekel aan toeristen. Aan toerisme als zodanig. Ja, ik koos ervoor om in mijn eentje naar een afgelegen Frans kasteel te gaan, maar daar was in ieder geval geen sprake van massatoerisme. Hier in Giethoorn heb je helemaal geen boot nodig; je kunt gewoon over de koppen rennen om aan de overkant te komen.
Janine van Marketing, nog een sloep verderop, bleek niet te kunnen zwemmen. Die zit dus peentjes te zweten in een zwemvest. Maar ook zonder zwemvest is het een zee van rode ruggen. En zo dobberen wij door de doodsaaie, Giethoorner wateren. De stoet vaart zo langzaam dat we met gemak de hele film van Bert Haanstra, Fanfare (zich afspelend in Giethoorn, vandaar), in de boten na kunnen spelen. Ik wil wel Albert Mol zijn. Alleen mijn muzikaliteit hapert nog een beetje.
Ik zucht nog maar eens een keer. Dieper. Luider. Want in deze verplichte dobberfanfare des levens sterf ik een langzame dood.
“Jij hebt er wel een hoop lol in, hè Denis?” Aja(tashatru – ik heb een halve eeuwigheid nodig gehad om die naam te leren uitspreken. Nooit gelukt, dus dan maar Aja) van IT denkt ook leuk te zijn.
“Ja joh, ik ga hier dóód van plezier.” Gelukkig snapt de hoofdmoot in deze sloepenstoet de ballen van onze conversatie.
“Nederlanders houden toch zo van boottochtjes? Waarom jíj dan niet?” blaat Aja over de boten heen. Werkelijk scherp als een knikker, die man.
“Ik ben anders. Net als jij. De gemiddelde Indiër gaat ook dagelijks kopje-onder in de Ganges, maar jij vindt zwemmen stom.” Aja kijkt even op zijn Indische neus en wijdt zich dan maar weer aan een gesprek met Jana, zijn grote, maar zeer onbeantwoorde kantoorliefde.
Plons.
Iedereen kijkt.
Het dopperflesje van Klaus dobbert in het water. Blijkbaar heeft hij het ding toch één uniek moment uit zijn klauwen gelaten. Dat was het moment waarop het flesje besloot, de vrijheid tegemoet te springen. En nu is het dus een dobberflesje. Drama.
“Terug! Terug! Mijn Dopper! TERUG!” horen we hem nog roepen. Maar in het Defilé der Giethoorner Dobberboten is er geen weg terug. Dag flesje!
Klaus heeft de tranen in de ogen. Zijn snerpende “Nee-ee-ee…” gaat door merg en been. Ik ga ervan uit dat zijn vrouw hem vanavond gaat vermoorden. Want dobberflesje. Aja probeert hem op te beuren en blèrt over alle hoofden heen: “Klaus, you know it: some days are fucked and can’t be unfucked!”
Aja heeft gelijk. En ik had ongelijk. Dit is best een leuke dag. In ieder geval stukken amusanter dan het kantoor. Of die vale Fanfarefilm. En het mooiste van al: het einde van deze kruistocht in zwemvest is in zicht. Dan heb ik mijn sociale plicht weer meer dan vervuld.
En dan… wordt het weer winter. Dan mag ik mij weer opsluiten in mijn verwarmingsvrije thuiswerkkamer. Zonder collega’s. Zonder dobberflesjes. En zonder sociale conventies.
Ik verheug mij er nu al op.
Het fatsoen gebiedt mij te zeggen dat alle namen gefingeerd zijn. De personen zijn als zodanig ook niet herkenbaar. Dat u dat even weet.
Geef een reactie