
Bron: Photo by hotblack at Morguefile.com
Er zijn dagen dat ik voel hoe de kloof tussen mij en de volgende generatie steeds groter wordt. Een gapend, onoverbrugbaar gat. Want dat wat ik normaal vind, vinden zij maar raar en gênant. En dat wat zij dagelijks doen, daar moet ik niet aan denken, want ik zou me doodschamen.
Zo ook op een recente zondag. Nick is naar de bioscoop met vrienden (ja ja, sinds hij studeert, komt hij wat meer buiten de deur); Simone en ik zijn dus met ons tweetjes met het avondeten.
“Zullen we naar de Italiaan om de hoek gaan? Lekker buiten pizza eten?” vraag ik haar, een beetje ter verrassing. Onze Italiaan heeft een mooie terrastuin waar je heerlijk kunt zitten, en het is er altijd rustig. Veel te lang komt er niks, want ze is op haar telefoon aan het typen. Nog even snel een SnapChat-selfie en dan volgt eindelijk het verlossende antwoord: “Joe. Sgoe.” Wat meer enthousiasme was leuk geweest, maar ach, ‘sgoe’ is ook goed.
Tegen zessen lopen we er gemoedelijk naartoe. Mijn Smombie-kind struikelt zowat over een stoeprandje tijdens het chatten, maar gelukkig gaat het nog nét goed. Bij de ingang naar het – zo goed als lege – terras spot ik al een geschikte tafel en wil er naartoe benen. Simone trekt ferm aan mijn mouw: “Pap, wacht! Ze moeten jou de tafel wijzen, je kunt toch niet zomaar zelf ergens gaan zitten? Da’s totally cringe!”
“Duh watte? Cringe? En waarom kan dat niet? Ik kan dat heel goed. Alles is vrij! Niks gereserveerd.”
“Dat weet je niet. En nee, zoiets dóé je gewoon niet. Dat is awkward. Je laat je jouw tafel wijzen.”
“Ik doe dat altijd; ik ga hier toch niet staan wachten tot een van die jonkies een keer de goedheid heeft om mij naar mijn tafel te begeleiden? Dat was in Coronatijd misschien zo, maar nu echt niet meer, hoor!”
“Jawel. Wacht nou maar even.”
Cringe. Terwijl we staan te wachten, zoek ik het op, onderwijl moppermompelend: “Ik weet zeker dat een van die kelners zo meteen komt en met een weids gebaar zegt dat we maar iets uit moeten zoeken.” Ik voel me opgelaten, zoals we daar staan te wachten. Het licht absurdistische wachten op Godot.
‘Cringe betekent dat je heel veel (plaatsvervangende) schaamte en ongemak ervaart (door een ‘awkward’ situatie). Kortom, een tenenkrommend gevoel krijgen bij het zien of ervaren van iets.’ (bron) Aha. De Generation Z-term voor een volkomen ondraaglijk schaamgevoel. Gewoon gênant, dus.
Eindelijk komt er zo’n opgeschoten millennial onze kant op geslungeld.
“Ehm, een tafel voor twee personen?” vraagt Simone netjes. Een moment lang kijkt de knul haar vol onbegrip aan en zegt dan, met zijn arm een ronde beweging makend: “Nou, je ziet het, hè, alles is vrij. Ga je gang, zou ik zo zeggen.”
“Zie je wel!?” roep ik triomfantelijk.
Simone murmelt enkel: “Niet zo hard, pa, da’s óók cringe.”
Sjonge, werkelijk álles is gênant tegenwoordig. Maar als zij met haar telefoon uitgebreid zit te snapchatten dat ze met haar ouwe pa uit eten is, is dat totaal normaal. Dat ik dan – ongemakkelijk om me heen starend – zit te wachten tot zij ein-de-lijk klaar is met typen, is blijkbaar ook normaal. Laat ik dát nu juist weer gênant vinden… Want zo lijkt ze eerder mijn verveelde, jonge vriendinnetje in plaats van mijn dochter. Zo awkward.
Enfin. De pizza was uitermate lekker. Dus dat zeg ik ook spontaan. Complimenten kun je immers nooit genoeg geven.
“Pap! Als hij wil weten hoe het eten was, dan vraagt ie er wel naar, hoor! Dat hoef jij niet spontaan rond te blaten…” Ik doe het ook werkelijk nooit goed. Ik voel me zowaar een licht demente bejaarde die constant gecorrigeerd moet worden.
‘s Nachts – ik lig al lang en breed in bed – wordt Nick weer thuisgebracht; de pooierbak van zijn vrienden staat voor het huis, met de stereo op standje lobotomie. Raampjes open, keiharde oriëntaalse (sorry, ik beschrijf enkel) muziek. Dat is dus weer iets wat ik niet zou durven. Ik zou me werkelijk doodschamen. Zo kneiterhard. Op een zondag. Op dit tijdstip. De hele buurt wakkerschudden met jouw bullebakkenbeat. Ik schaam me bijna voor de buurt. Wat zal buurvrouw Mona wel niet denken? Dus roep ik – voor mijn gevoel zeer gedecideerd – naar beneden of het misschien toch effe wat zachter kan.
Meteen krijg ik een luid en duidelijk antwoord: “Bruh, maak je niet druk? We zijn zo weer weg, boeieuh!! Is toch vette pokoe, nie?!” Dat laatste schijnt voor ‘mooie muziek’ te staan. Ik heb duidelijk een tolk nodig. Dan hoor ik hoe een van die knullen Nick vraagt wat voor ‘nostradamus‘ zijn ouwe eigenlijk is. Inmiddels weet ik dat dat staat voor ‘vage gast’ of ‘idioot’. Lekker dan.
Later spreek ik Nick erop aan. “Joh, kon dat nou niet effe wat zachter afgelopen nacht? Da’s toch niet normaal meer?”
“Ja, jezus pap, zíj vinden dat wél normaal. Dat jij ‘t toevallig irritant vindt, dat ligt toch echt wel aan jouw generatie. De rest van de buurt zei toch ook niks?” Nee, omdat ze te bang zijn, denk ik er stilletjes achteraan. “Ik vond het trouwens best lullig dat jij daar uit het raam stond te blèren,” voegt hij eraan toe. “Heb ik eindelijk wat meer vrienden die nog eens zo aardig zijn om mij thuis te brengen, staat mijn pa daar te joelen. Da’s ronduit cringe, dad.”
Jemig, daar heb je dat woord alwéér. Cringe. Gênant. Geen porem.
Ik vond dat wat zij deden, niet kunnen. En zij wat ik deed, klaarblijkelijk ook niet. En zo schamen we ons de moeder voor elkaar. Ik zet maar eens Let it be van de Beatles op. Standje chill. Zo heerlijk smash. Voor mijn generatie dan.