Op weg naar een café voor een kop koffie passeer ik een Chinees restaurant met dode eenden in de etalage. Misschien moet de slager eens dooie koeien in z’n etalage hangen. Dat zou pas klanten trekken.
Ik loop een café in dat bekend staat als zo’n tent voor omhooggevallen carrièrejagers. Pseudo zakenboys die graag ergens een klap op geven. Die het hebben over “ik wil graag even een idee tegen je aanhouden.” Of in alle hoeken en gaten “commitments” zoeken.
Als je hier binnenkomt, gekleed in een originele Mr.Marvis pantalon uit de play every day collection, dan gaan er toch meer deuren voor je open. Dan word je in dit café meteen als VIP binnengehaald. Waarom ga ik hier iets drinken dan? Simpel, alles beter dan naar het door oorlogsgeweld geteisterde journaal kijken.
Iets drinken in een café, dat doe ik nooit aan de bar. Liever zoek ik een tafeltje op, bij voorkeur waar niemand anders zit. Ik heb daar een verwrongen theorie over. Verwrongen in de zin van bevooroordeeld, maar dat zal mij een zorg zijn.
Als je in een kroeg eenmaal aan de bar belandt, dan is het gedaan met je. Op een gegeven moment krijg je je vaste plek. Dat je dan binnenkomt en alle plaatsen zijn bezet behalve die kruk waar jij altijd op zit. En het ergste: bij binnenkomst staat je vaste drankje al klaar op de bar. Op dat moment ben je echt diep afgezakt.
De tafeltjes zijn bezet, dus sta ik toch aan de bar. Hoewel er nog twee krukken vrij zijn, weiger ik te gaan zitten. Noem het een laatste strohalm waar ik mij aan vasthoud. Zo lang ik niet zit, houd ik de boel onder controle.
Naast mij zit een man die het niet redde en op zijn vaste kruk verveeld wat rondjes draait met zijn glas bier. Een getrainde kroegtijger. Hij kijkt mij met bloeddoorlopen ogen aan.
’Ga eindelijk eens zitten man,’ zegt hij. ‘Ik word nerveus van dat gestaan van jou.’
‘Neem dan nog een biertje, of een snuifje, misschien helpt het,’ antwoord ik.
‘Ik zal jou eens een story vertellen,’ zegt hij met enigszins dubbele tong. ‘Ik heb mij pas toch een goed figuur geslagen.’
‘En?’ vraag ik meelevend. ‘Sloeg ze terug?’
Ik zie hem denken. Voor zover dat nog mogelijk is. Dan neemt hij een slok bier: ‘Zal ik verder vertellen of niet?’ Hij zet het glas met een klap op de bar.
‘Nee joh, bel mij maar op straks als ik thuis ben. Dan heb ik iets om naar uit te kijken.’
‘Gaan we bijdehand doen?’ vraagt hij.
Dan komt er nog een man bijstaan. Als ik het niet dacht: type manager director. Flinke happen uit z’n haar en van achter scheef weggeknipt. Hij draagt een Tom Ford Dresses Blue Colbert voor heren op een getailleerd overhemd met Faubourg kraag van Hermes Paris á 470 euro. Hij kijkt mij streng aan: ‘Ik wil even een bilateraal overleg met onze dedicated salestijger hier.’ Hij bedoelt waarschijnlijk: kroegtijger.
Frans Bauer snerpt door de ruimte: Heb je even voor mij? Nou, dat heb ik niet, tijd om op te krassen.
Snel weer terug naar het dagelijkse journaal waar de totale ontmenselijking keurig netjes in beeld wordt gebracht. Haat alom. De mens verworden tot beest. Hoe lang zal de rest van de mensheid dit nog accepteren? Heel lan , vermoed ik. Wat kun je doen tegen tot de tanden bewapende beesten?
En waar is de tijd dat men meneer tegen u zei?
‘De kroeg, het café… aan de haven’ daar sta nooit alleen. De genderneutraal te noemen achter de bar staande mens, ziet direct wat voor stereotyperende opmerking gemaakt kan worden. ‘zeg ouwe(..)rukker is Truus van huus?’. Ze hhheet ggeen truus..ttruus, ze heet ccacaroliene!’ Zeg nog een biertje van de tt ttt tap? Wat ggga jij mij nnnnadoen? Nee, ik sss ss stotter ook als na 12 aangeboden alco aaalcoholica. ( vervolgens liet deze ssstterende biertapper een flinke scheet en uit zijn een ‘ boer’ met de geur van oprispende maagzuur)
Tegen de muur klinkt uit de Jukebox ‘ put your sweet lips a little closer to the phone…’
En buiten begin het te regenen. Met een tegen de ramen tikkende regen van eenzaamheid!
Jaren geleden dat ik nog eens in een kroeg was. Bij het lezen van dit stuk hierboven zal ik het maar zo laten en me met mijn katten bezatten.