
Bron: Photo by hotblack at Morguefile.com
Ik doe iets wat ik normaal nooit doe. Ik zit met een kennis (vriendin is teveel gezegd, ze is een gelegenheidsvriendin van Lisa, mijn platonische vriendin) overdag koffie te drinken in een supermodern, artistiekerig lunchtentje. In dat tentje zou ik al nooit komen, maar lunchen met ‘een vriendin’ van een vriendin is al helemáál niet mijn hobby. Maar ze wil als zzp’er aan de slag en wil van mij weten, hoe te beginnen en waarop te letten. Lisa had mij aanbevolen als expert. De trut.
Maar goed, allemaal geen probleem, ware daar niet haar ‘product’. Ze is, naar eigen zeggen, kunstenares. En daar wringt de schoen, want kunst is uit. In de huidige tijd van crises en torenhoge inflatie weten mensen wel betere dingen te doen dan hun geld aan kunst uitgeven. Kunst is niet levensnoodzakelijk. Kunst is het luxegoed der luxegoederen. Compleet onnodig.
Daar komt bij dat ze – naar mijn bescheiden mening – stijlloze bagger produceert. Moderne kunst van het kaliber ‘zwart puntje op wit doek’. Die aan de muur vastgeplakte banaan was een hoogstandje in vergelijking met haar ‘kunstwerken’.
Enfin. Dat alles zeg ik natuurlijk niet. Aardig als ik ben, wil ik haar best wel helpen (tenminste, als zij de peperdure cappuccino met havermelkschuimkunstwerk betaalt). Maar makkelijk is het niet, munt slaan uit karige kunst.
“Het grootste probleem is dat ik nog steeds geen eigen stijl heb,” jammert ze, “en als ik iets wil bereiken, moet ik dat wél hebben… Mensen moeten mij in mijn werk kunnen herkennen!”
Ik weet niet of zo’n stijl daar echt bij gaat helpen, maar ook dat houd ik voor me.
Ik kijk om mij heen. Het café hangt vol met XL doeken met kleurige punten en vegen erop. Kunst. Beginnende kunstenaars kunnen hier blijkbaar een poging doen om hun werken slijten.
“Zoiets als de uitgesproken ‘stijl’ op de doeken hier, bedoel je?” Ik maak een wijds gebaar met mijn armen.
“O, die had ik nog helemaal niet gezien,” mompelt ze, geveinsd verbaasd. “Maar nee, dat is je reinste kliederwerk. Ik bedoel een échte stijl. Iets als Miro. Of Kandinsky. Of Picasso. Die herken je zo.”
Sure, joh, eitje… denk ik in stilte.
“Dit kliederwerk levert anders wel 500 euro per doek op…” murmel ik, naar de prijs op het kleine kaartje in de rechterbenedenhoek starende. “Tactische Trappen van de Tedere Tijd” heet het doek. Alleen de titel is al een kunstwerkje waar niets bij voor te stellen valt. Helemaal goed dus.
“Dat is toch een schijntje! Een belediging, bijna!” roept ze verbolgen uit. “Als je ziet hoeveel tijd er in zo’n werk gaat zitten en hoeveel materiaal ook, dan kun je voor minder dan duizend euro echt niets fatsoenlijks leveren, hoor!”
Duizend?! Ik zou er nog geen twintig voor geven. Voor haar werk althans. Voor dit ‘geklieder’ zou ik misschien nog wel een vijftigje overhebben. Het is best fleurig, enigszins leuk om naar te kijken én er valt wat in te herkennen. Dat is voldoende voor mijn kunstbarbaarse ziel.
Smalend oreert ze verder. “Het gaat echt allemaal om die consequente, herkenbare stijl die in ieder werk terug moet komen. En dit hier, dit is gewoon géén stijl.” Ze maait met haar armen in het rond. “Ik werk zó keihard, maar alles is en blijft verschillend. Houd je twee werken van mij naast elkaar, zou je geen zelfde stijl erin kunnen herkennen. Geen stijl! En dát heb ik nu juist zo hard nodig.”
“Maar, als je al zo goed weet wat je nodig hebt, waarom heb je míj dan nodig? Waarom ben ik hier?” Want dat heb ik dus nog steeds niet begrepen. Ik weet geen zak van kunst.
“Omdat jij zzp’er bent, jij weet waar je je moet melden en wat je moet doen.”
“Ja maar, zonder product hóéf je je nergens te melden. Zonder product met stijl heb je niets om te verkopen.”
“Heb ik toch? Schilderijen!”
Ik geef het op. “Je hebt inderdaad een herkenbare stijl. Iets waar mensen zelfs in deze tijden nog geld voor over hebben.”
Ze zucht. Diep. “Nou, dankjewel voor je advies. Dat wist ik zelf ook allemaal al wel. Aan jou heb ik ook niks.”
“Graag gedaan.”
Terwijl ik mijn jas stijlvol over mijn arm vouw, een korte knik maak en ter afscheid aan mijn imaginaire hoed tip, zeg ik haar met een knipoog: “Bedenk wel: geen stijl is óók een stijl.”
Geef een reactie