
Bron: Photo by hotblack at Morguefile.com
“Slachtofferhulp wil dat Netflix serie over seriemoordenaar Dahmer verwijdert,” zo kopten praktisch alle nieuwsmedia afgelopen donderdag. En als iedereen tegelijkertijd over hetzelfde begint te blèren, dan krijg zelfs ik dat onder ogen. En als ik dan verneem dat ik iets vooral níét moet gaan zien, dan wil ik het natuurlijk zien. Voordat het alweer weg is.
Misschien was dat niet helemaal het effect dat Slachtofferhulp met haar eis (zie link) beoogde, maar zo werkt dat nu eenmaal bij mij. En bij héél veel anderen ook, vermoed ik. Wie wil er nu niet weten waarover al die ophef gemaakt wordt? En dus keek ik de Dahmer-serie. Althans, de eerste vier afleveringen. Verder ben ik (nog) niet gekomen.
Als ik in mijn eentje ben, eet ik mijn prak doorgaans op de bank voor de tv. De eerste aflevering keek ik – bleu als ik was – dan ook tijdens het eten. Achteraf kan ik zeggen: dat had ik niet moeten doen. Niet alleen omdat het eten (gehaktballen in tomatensaus) ineens niet meer zo geweldig smaakte, maar ook omdat Simone onverwacht vroeger thuiskwam van haar studievriendin. Exact op het moment dat de politiemensen het zuurvat met half vergane lichaamsdelen inspecteerden en de vriezer openden met daarin wat etenswaar: een afgesneden hoofd en een paar menselijke penissen, ballen en harten – Dahmers alternatieve “pork chops”.
Met haar handen in de zij ging ze pontificaal voor de tv staan en riep: “Wat the effing hell kijk jíj nu weer?”
Ik legde haar uit wat ik keek. En waarom.
“Yucker-de-yuck! Nou, jij liever dan ik. En wat een stomme reden om naar zoiets te kijken.”
Daar kon ik het mee doen. Ze keerde op de hielen om en stommelde naar boven.
Ik kon haar geen ongelijk geven; Monster: The Jeff Dahmer Story is inderdaad een vreselijke serie. Maar true crime is nu eenmaal de bom. Zo’n serie – een waargebeurde en verregaand op feiten gebaseerde enscenering over de doorgesnoven, satanische seriemoordenaar Jeffrey Dahmer, die zijn slachtoffers vastketende, op rituele wijze mutileerde en fileerde, na het overlijden bijkans nog even penetreerde en vervolgens (deels) opat – gaat erin als zoete koek.
De navolgende afleveringen keek ik dus maar wat later, in bed. En ik moet zeggen; die vielen eigenlijk wel mee. Wat mij wederom zorgen baarde, want hoe gestoord ben je zelf als je vindt dat dit nog wel meevalt? Toch vond ik het eerder een samenraapsel van ietwat langdradige uitweidingen over hoe kleine weirdo Jeff tot zijn grote gestoorde versie kon uitgroeien, resulterende in Dahmers dagelijkse activiteiten, zoals halfslachtige seks met een gestolen paspop, het met een boor lobotomiseren van een veertienjarige en het bakken, vergruizelen en in de tuin uitstrooien van de overblijfselen van een opgepikte lifter. En zo voort. Na enige tijd kijken raak je zowaar enigszins afgestompt: oké dan, what’s next?
Toch blijft het zwaar verteerbaar kijkvoer. Wat ik wel knap van de makers vind, is dat ze erin slagen om zelfs een monster als Jeffrey Dahmer te vermenselijken. Je zou zelfs een beetje medelijden kunnen krijgen. De acteurs zijn goed, maar de presentatie zelf is nogal, ja hoe zal ik het omschrijven, smakeloos. Ik weet niet of ik de rest nog ga kijken; het komt mijn beeld van de mens – als doorgaans toch best verstandig en in de basis goed wezen – niet bepaald ten goede.
Gisteren volgde echter de ware uitsmijter. Ik wierp ter afwisseling maar weer eens een blik op Facebook (doe ik niet zo vaak, want erg “flauw” qua inhoud). En wat schetste mijn verbazing? Facebook stelde mij, op basis van de pagina’s, waarmee ik onlangs klaarblijkelijk interactie heb gehad (ik weet nergens van, echt niet!), volgende pagina voor:
Nou lekker dan.
Enfin. Ik denk dat ik maar eens lid ga worden.
Misschien smaken zulke tot rollades geconverteerde lui beter dan die Dahmer.