Nederland telt vijfhonderd Jihadisten. Ze zijn onder ons, want je herkent een Jihadist allang niet meer aan zijn baard of jurk. Ze vermommen zich steeds beter. Soms zie ik moslims die zogenaamd heel westerse dingen doen. Dat zijn de gevaarlijksten, de vijfde colonne. Wie ooit naar ‘Wie is de mol?‘ heeft gekeken, begrijpt wat ik bedoel: het is altijd degene van wie je het ’t minste verwacht.
Neem nu zo’n Ali B. Zo geraffineerd, die gast. Met zijn Nederlandse liedjes. Nou, dan weet ik genoeg. Dan doe je het er om. Als hij zich ooit in De wereld draait door opblaast, sta ik in ieder geval niet raar te kijken.
Alert zijn, de juiste vragen stellen, daar draait het om. Maar hoe doe je dat? Eén op de drie moslims keurt de moord op Theo van Gogh goed. Met dat gegeven in het achterhoofd train ik mezelf nu. Elke middag kijk ik op YouTube enkele oude afleveringen van het televisieprogramma Wie van de 3. Daarna trek ik een djalaba aan en tijger naar de moskee, hier een eindje verderop.
Altijd link, zo’n undercover-operatie in vijandelijk gebied, maar ik zie het als mijn burgerplicht Jihadisten te ontmaskeren. Steeds klamp ik drie moslims tegelijk aan. Ik vraag of ze even een eindje met me op lopen. Pas dan stel ik mijn vragen, met een notitieboekje in de aanslag.
„Meneer één, wat kost een enkeltje Aleppo via cheaptickets-punt-nl?” Of: „Meneer twee, kunt u mij vertellen wanneer een geit loops is?” Of: „Meneer drie, hoelang duurt het voordat een gijzelaar het bewustzijn verliest na een halssnede?” Soms worden moslims kwaad en vragen mijn naam. „Albert Mol,” antwoord ik dan altijd, want dat is mijn codenaam.
Ja, lastige vragen, maar de kans op een aanslag in Nederland is nu eenmaal groot. Daarom begrijp ik die ergernis niet. Als goedwillende moslim heb je toch niets te verbergen? Of wel soms? Ik moet scherp blijven, de juiste vragen stellen, mijn burgerplicht doen. Want de Jihadisten zijn onder ons!