
Fotobron: Pixabay.com
De lockdown is de perfecte tijd voor de geest om als een automatische orderpicker verborgen herinneringen uit het geheugen op te diepen. Niet gehinderd door een overmaat aan prikkels of de storende aanwezigheid van teveel anderen, is de ruimte in de bovenkamer immens. Opgeslagen en verstofte filmbeelden worden gerestaureerd en op onverwachte momenten tot je verrassing opnieuw afgedraaid.
En daar is ineens mijn moeder. Net terug uit het ziekenhuis, ik ben acht.
Ze heeft de verwijderde galstenen bij zich. Tientallen, die ze bewaart in een lichtgeel kartonnen doosje van Lancôme, Eau de Toilette. Eigenlijk zijn het twee halve open doosjes waarvan je de ene helft over de andere moet schuiven om het geheel hermetisch af te sluiten.
Op mijn nieuwsgierig aandringen richt ze zich moeizaam op en strooit een aantal steentjes over het glazen blad van het nachtkastje aan haar kant van het bed. Het zijn ruwe gele kiezels met grauwe randjes, verschillend in grootte, die ook voor doodgewoon grint door zouden kunnen gaan, ware het niet dat ze verrassend licht in gewicht zijn. En ze kunnen gemakkelijk op de grond rollen.
Ik ga op mijn knieën. Als ik er eentje oppak en er voorzichtig aan lik, trekt mijn mond samen van het intens bijtende zout. Zoals het aluinsteentje dat mijn vader gebruikt om ‘s morgens kleine scheerwondjes op zijn kin te deppen. Het doosje blijft in de loop der jaren jaren als een trofee naast haar bed staan. Soms gebruik ik het als castagnet, wanneer ik voor de spiegel van de kaptafel het intro van ‘Sympathy for the devil’ mime.
Later worden de nierstenen, resultaat van een volgende operatie, eraan toegevoegd, wat voor de sound niet zoveel uitmaakt.
Na haar overlijden, 60 jaar later, vind ik bij het leegruimen van het ouderlijk huis het doosje in de onderste la van hetzelfde nachtkastje.
De stenen hebben niets van hun grilligheid en kleur verloren, alsof ze gisteren nog uit haar binnenste zijn opgedolven. En omdat er verder niemand kijkt doe ik het nog een keer:
‘Please allow me to introduce myself.’ Maar het blijkt een miezerige echo uit een voorbije tijd en geen gezicht zo’n man in de spiegel.
Bovendien vraag ik me af of ik die regel uit de songtekst bij leven wel voldoende heb waargemaakt.